door Caitlin Andriessen en Willemijn Zwart, Komvoor (2023)

Erfgoed en educatie horen hand in hand te gaan. We willen aan volgende generaties doorgeven wat we belangrijk vinden en welke plaatsen, kunstwerken en geschiedschrijving ons aanspreken en ontroeren. Ditzelfde geldt voor immaterieel erfgoed. Op welke manier kunnen we volgende generaties leren en doorgeven wat we belangrijk vinden en op welke manier we onze tradities beoefenen? In dit artikel lees je daar meer over en krijg je tips over educatie over immaterieel erfgoed.

Wat is (immaterieel) erfgoed eigenlijk?

Wat is erfgoed?

Er is een onderscheid te maken tussen drie verschillende soorten erfgoed:

  • onroerend erfgoed
  • roerend erfgoed
  • immaterieel erfgoed

Onroerend erfgoed is erfgoed dat je niet kunt verplaatsen zoals gebouwen, monumenten en landschappen. Roerend erfgoed kun je daarentegen wel verplaatsen. Denk dan bijvoorbeeld aan kunstwerken, beelden, objecten en documenten. Deze beide vormen noemen we samen ook wel materieel erfgoed. Hieronder valt al het tastbare erfgoed.

Ook in Overijssel zijn veel vormen van materieel erfgoed te vinden. Denk bijvoorbeeld aan het draaiend erfgoed in Holten, de Diekerhookse Mölle, het monument op de Joodse begraafplaats in Enschede, het standbeeld van Dr. Schaepman in Tubbergen en de vele museale collecties die Overijssel rijk is.

Wat is immaterieel erfgoed?

Immaterieel erfgoed is een andere vorm van erfgoed. Waar materieel erfgoed tastbaar is, is immaterieel erfgoed dit niet. Immaterieel erfgoed is levend erfgoed. Dat betekent dat dit erfgoed fluïde is, en door de generaties heen kan veranderen. Toch willen mensen het graag behouden en doorgeven aan volgende generaties. Daarin valt op dat immaterieel erfgoed meebeweegt en mee verandert met de samenleving. Dat noem je een dynamische vorm van erfgoed.

© Annelies Mol, Komvoor

Immaterieel erfgoed is in dit opzicht anders dan materieel erfgoed. Dit erfgoed blijft, vaak zelfs het liefst, door de jaren heen hetzelfde om zo de authenticiteit te behouden. Immaterieel erfgoed behoudt op een andere manier zijn authenticiteit. Juist doordat immaterieel erfgoed meebeweegt met de tijd, blijft het nieuwe generaties aanspreken een gaan traditionele gebruiken en technieken niet verloren.  Neem bijvoorbeeld het Staphorster stipwerk.  Dit werd vroeger gebruikt om dure stoffen met ingeweven patronen te imiteren maar wordt tegenwoordig gebruikt op moderne gebruiksvoorwerpen en kledingstukken zoals sieraden, sneakers en zwemkleding.

Tradities neem je over van je familie, vrienden of naasten en kun jij weer doorgeven aan anderen. Zo draagt immaterieel erfgoed bij aan een gemeenschappelijke identiteit en draagt  het  bij aan een gevoel van verbondenheid. Deze verbondenheid geeft een gevoel van geborgenheid, identiteit en blijdschap, maar kan, wanneer tradities niet met de tijd meegaan, ook schuren.

Immaterieel erfgoed kan schuren

Juist omdat immaterieel erfgoed levend erfgoed is kan er ook schuring ontstaan. Tradities veranderen constant. Meestal gebeurt dit geleidelijk en blijft de essentie van de traditie behouden. Soms ontstaat er polarisatie in de samenleving wanneer tradities onder druk van buiten (dreigen te) veranderen. Hierbij kun je denken aan de paasvuren waarbij in verschillende gemeenten wedstrijden zijn om een zo hoog mogelijke paasbult te maken. Voor de beoefenaars van deze traditie staan de paasvuren symbool voor Pasen en het sociale aspect dat er tijdens en na de bouw bij komt kijken. Buitenstaanders kunnen zich echter zorgen maken over de impact die de paasvuren hebben op het klimaat en de ongelukken die ermee gebeuren. Zo komen deze twee groepen tegenover elkaar te staan.

Schurend erfgoed ontstaat door maatschappelijke ontwikkelingen. Nog niet heel lang geleden was bijvoorbeeld het klimaatprobleem nog niet aan de orde van de dag, maar tegenwoordig maken mensen zich daar steeds meer zorgen over. Daardoor komen steeds vaker vragen naar boven over immaterieel erfgoed; groeit dit voldoende mee met de maatschappij of moet het zo blijven als het op dit moment is?

Educatie

Formeel en informeel leren

Bij ‘leren’ denk je misschien aan het leren op school, in de klas. Natuurlijk leren kinderen veel op school, maar het merendeel van wat je als mens leert, pik je elders op. Dit is de kern van het 70-20-10-schema van de onderwijskundige Charles Jennings. Hij onderscheidt in het leerproces van ieder mens drie verschillende vormen. De drie vormen zijn:

  • Informeel leren (70%)
  • Sociaal leren (20%)
  • Formeel leren (10%)

Leren door doen, door ervaringen noemen we informeel leren. Dit leren vindt plaats in de praktijk door het uitvoeren van activiteiten of handelingen. Je leert en ontdekt door middel van doen en wordt gedreven door je eigen motivatie en nieuwsgierigheid. 70% van wat een mens in een mensenleven leert, leert het door informeel leren.

Leren door te kijken naar mensen om ons heen noemen we sociaal leren. Je leert door te observeren, vragen te stellen, samen te werken en te communiceren. 20% van wat je leert, leer je op deze manier.

De resterende 10 % leer je door formeel leren. Dit is leren op de meest klassieke manier. Je leert in een omgeving die is ontworpen om te leren, zoals een klaslokaal of collegezaal, met begeleiding van een persoon die kennis heeft over het onderwerp.

Voor erfgoededucatie ligt onze focus op formeel leren. Het gaat hier ditmaal om kennis overdragen, door een persoon die deze kennis heeft, aan geïnteresseerden en een nieuwe generatie. Daarbij is dit de meest gecontroleerde vorm van leren waarbij geen verkeerde of foutieve informatie opgedaan wordt. Hij wordt immers begeleidt door iemand die er verstand van heeft. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat juist immaterieel erfgoed en tradities in vorige generaties niet in het formele domein overgedragen werden, maar juist door informeel en sociaal leren doorgegeven werden. Het creëren van leersituaties waarbij jonge mensen zich tradities eigen kunnen maken door participatie en in een sociale context kan dus zeker zo effectief zijn als het ontwikkelen van een schoolse leercontext. Niet in de laatste plaats door de veranderingen die het schoolse onderwijs de afgelopen jaren heeft doorgemaakt.

Uitdagingen in het onderwijs

Het onderwijs is in de laatste jaren enorm veranderd. Het krijtbord is in vele gevallen veranderd in een digibord en klassikale uitleg is veranderd in zelfstandig of in kleine groepjes werken. De schoolklassen zijn groot en op niveau ingericht, maar tegelijkertijd zijn leraren oprecht geïnteresseerd in hun leerlingen en hebben ze meer persoonlijk contact. Toch zijn er in het moderne onderwijs ook een aantal uitdagingen waar ook gastdocenten of erfgoedgemeenschappen die met scholen willen samenwerken mee te maken krijgen.

Concentratie: Leerlingen hebben een steeds kortere spanningsboog. Ze kunnen zich moeilijk voor langere tijd afsluiten voor afleidende prikkels, waardoor hun aandacht al snel door iets anders wordt getrokken dan de les. Dit zorgt ervoor dat ze omvangrijke uitleg van  lesstof niet goed meekrijgen en opnemen.

Mondiger/polarisatie: Niet alleen in de samenleving maar ook in het klaslokaal zie je steeds meer uitgesproken meningen en polariserende gesprekken. Leerlingen hebben vaak een sterke eigen mening en komen hier voor op. Velen deinzen niet terug voor gesprekken of discussies met de leerkracht hierover.

Beeldschermen: Beeldschermen als digiborden, tablets en laptops kunnen het leren bevorderen maar ook remmen. De leerling heeft minder zintuigelijke ervaringen met de lesstof en datgene dat hij leert. Daarnaast kan digitale oefening en correctie ook ten koste gaan van het contact tussen leerlingen onderling en met de leerkracht.

© Annelies Mol, Komvoor

Trends in onderwijs die soelaas bieden

Bovenstaande uitdagingen zorgen voor veel discussies over het moderne onderwijs, en gelukkig leiden deze vaak ook tot oplossingen. Dit kunnen we terugzien in de huidige onderwijstrends .

Interactief/activerende didactieken: Omdat leerlingen vaak hun aandacht niet lang kunnen vasthouden wanneer zij enkel naar een leerkracht moeten luisteren is een interactieve en actieve leervorm een goede manier om ze bij de les te houden. Ze gaan hierbij actief aan de slag met de lesstof en leren door te doen. Ze worden gedreven door hun eigen nieuwsgierigheid.

Multiperspectiviteit: Leerlingen deinzen niet terug voor een gesprek of discussie en daarom is het belangrijk multiperspectiviteit te gebruiken in je lessen. Dit zorgt ervoor dat leerlingen niet alleen hun eigen mening en ideeën kwijtkunnen maar zich ook kunnen inleven in die van een ander. Zo ontstaat er meer empathie en begrip voor elkaar.

Zintuigelijk leren: Wanneer je leerlingen laat leren door te doen onthouden ze de lesstof veel beter. Ons lichaam staat namelijk in verbinding tot ons denken. Door zintuigelijk te leren ervaren we dingen op een meer intense manier waardoor we ze beter onthouden. Dingen tastbaar maken, in plaats van op een schermpje aan te bieden, zorgt ervoor dat de afstand letterlijk en figuurlijk verdwijnt tussen de persoon en het voorwerp/onderwerp.

Didactieken in erfgoed

Er zijn verschillende didactieken voor erfgoededucatie in omloop. Helaas zijn de meest gangbare erfgoeddidactieken niet goed toepasbaar op immaterieel erfgoed. Hieronder leggen we uit waarom.

Cultuurdidactiek

Hoewel erfgoed hoort bij de culturele disciplines, is het anders dan andere cultuurdisciplines zoals drama, dans of muziek geen uitvoerende kunstvorm. Dit wringt in de standaarddidactiek voor cultuuronderwijs op dit moment. Binnen de leerlijn culturele vorming van SLO staat de cyclus oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren centraal. Hierin wordt het zelf creatief bezig zijn (uitvoeren) ingebed in een didactische cyclus.

Deze didactiek is ook dominant bij fondsen als het Fonds Cultuurparticipatie. Het doel van deze leerlijn is altijd om de participanten (leerlingen; bezoekers) zelf actief met de culturele discipline aan de slag te laten gaan. Op cultureel erfgoed is dit lastig toe te passen, omdat het doel niet is om bijvoorbeeld zelf te dansen, zingen of acteren maar juist om kennis op te doen over het ambacht of passie van een ander, of over het verleden.

Sleutelles-didactiek

De gangbare didactiek voor werken met erfgoed betreft een indeling in drie lessen, met in de kern een sleutelles: de les waarin een bezoek aan een erfgoedlocatie of -gemeenschap.  Daaromheen wordt van de school verwacht een kant-en-klare startles en slotles te geven. In de praktijk blijkt dit niet goed te werken, want scholen geven deze lessen vaak niet. Soms omdat er gebrek is aan tijd of interesse, vaak omdat de kant-en-klare lessen niet laagdrempelig genoeg zijn qua benodigde materialen en voorbereiding, en soms omdat leraren het moeilijk vinden van te voren te bepalen op welke manier de les aansluit bij de overige stof in het curriculum.

© Annelies Mol, Komvoor

Hoe wel een les opzetten?

Een alternatief voor deze twee gangbare didactieken is daarom insteken op methodevervangend werken. Hierbij koppel je het erfgoed aan inhouden van bijvoorbeeld aardrijkskunde, geschiedenis of techniek (“Kennis van jezelf en de wereld” heet dat domein in het basisonderwijs), waarmee voor basisschoolleerkrachten heel helder is bij welke reguliere methodelessen de erfgoededucatieles aan kan sluiten.

Zo kan je je voorstellen om Paasvuren te koppelen aan verbranding (scheikunde) de koolstofkringloop (biologie) of het bouwen van constructies (natuurkunde) en kan een les over Midwinterhoornblazen gekoppeld worden aan de seizoenen (draaiing van de aarde om de zon) en akoestiek en geluidsgolven (natuurkunde). Op deze manier sluit je les aan bij de lesstof die leerkrachten gedurende het jaar geacht worden te behandelen. Leerkrachten weten op die manier wat ze kunnen verwachten en bij welk thema de erfgoedles aansluit. Daarnaast geeft een erfgoedbezoek gekoppeld aan deze schoolse lesinhouden – mits goed voorbereid – een formatief toetsmoment, in plaats van een schriftelijke overhoring of toets op school. Dit betekent dat de leerlingen in contact met het erfgoed gevraagd kan worden zelf expliciet de schoolse kennis aan het erfgoed te koppelen. Dit geeft de leerkracht daarmee inzicht in hun kennis van de schoolse lesinhouden.

Didactisch model

Natuurlijk is simpelweg het erfgoed koppelen aan methode-inhouden nog geen garantie voor succes. Ook de gekozen didactiek (hoe je met de klas omgaat, hoe je de stof behandelt) maakt uit. Een effectieve opbouw voor een les met immaterieel erfgoed bestaat uit vier stappen:

  1. Confronteren
  2. Voordoen
  3. Zelf doen
  4. Presenteren
© SLO, Leerplan kunstzinnige oriëntatie

In het geval van immaterieel erfgoed speelt immers het handelen van mensen een rol in het voortbestaan van het erfgoed. Door leerlingen zelf actief te laten participeren in deze handelingen en daarop door middel van een presentatie te reflecteren maken zij zich het erfgoed eigen. Bijkomend voordeel is dat de educatieve activiteit hiermee interactief wordt. Met het oog op de korte spanningsboog van jonge mensen is dat winst.

Eventueel kunnen de eerste en vierde fase (confronteren en presenteren) in de klas door de eigen leerkracht aangeboden worden. In het contact met een erfgoedgemeenschap zou dan voordoen en zelf doen centraal moeten staan.

1. Confronteren: de kracht van video

Om scholen te ondersteunen in het voorbereiden van een erfgoedbezoek worden nu vaak lange, informatiedichte voorbereidende lessen aangeboden. Effectiever is het om eenmalig te investeren in een korte, aantrekkelijke video (maximaal 5 minuten), waarin de eerste fase van dit didactisch model, ‘confronteren’, op school aan bod komt. Leraren geven aan een dergelijke video wél graag vooraf te laten zien voor een bezoek aan een erfgoedlocatie of -gemeenschap gebracht wordt. Dit is voor hen eenvoudiger in te plannen, bijvoorbeeld gecombineerd met een eet- of drink-moment in de klas.

2. Voordoen: een goede voorbereiding is het halve werk

Bereid als erfgoededucator of gastdocent goed voor wat je wil laten zien en daarover wil vertellen. Werk hierbij in een ruit: begin smal, waaier uit en eindig smal. Laat éérst de erfgoedhandelingen zien, zonder veel toelichting vooraf. Licht vervolgens toe wat je deed en waarom, waaier uit door vragen te stellen aan de leerlingen: waar zou dit voor zijn, waarom deed ik dit zo, zag je dat ik dit of dat deed? Laat dan vervolgens dezelfde handelingen opnieuw zien.

3. Zelf doen: de kracht van begeleide inoefening

Nu zijn de leerlingen aan de beurt. Help eerst klassikaal 1 à 2 leerlingen met wat je van hen verwacht. Zorg eventueel voor visuele ondersteuning als houvast, zoals een stappenplan. Je kunt klassikaal deze eerste leerlingen helpen en verbeteren, zodat alle leerlingen leren van de feedback die zij krijgen. Daarna zet je alle leerlingen aan het werk. Ook dat vraagt om een goede voorbereiding: wat wil je hen zelf laten doen? Heb je daar voldoende ruimte en materialen voor?

4. Presenteren: geef de leerlingen het woord

In de laatste fase is het van belang de leerlingen het woord te geven en te laten reflecteren op hun handelingen (vaardigheden), wat ze daarvan vonden (attitude) en wat ze ervan geleerd hebben (kennis). Dit kan op locatie, onder leiding van een erfgoededucator, maar ook op school, begeleid door de eigen leerkracht.

Laat leerlingen in kleine groepjes aan de hele klas presenteren, of als individu aan een klein groepje medeleerlingen. Zo voorkom je dat het presenteren teveel tijd kost (en de concentratie op is) en heeft wel elke leerling de kans iets te vertellen.  

© Jellien Tichelaar, Komvoor

Afsluiting

Hopelijk geeft dit artikel houvast in het ontwerpen van een educatieve les rondom immaterieel erfgoed. Op welke manier wil jij jouw kennis, vaardigheden en tradities doorgeven?

Zoek hieronder naar handige tips voor vrijwilligers