Gerrit Daggenvoorde: ‘Ik ben nog altijd druk met Indië. Iedere keer haal ik die boeken voor de dag. Ik heb ontzettend veel boeken over Indië. Het blijft je interesseren. Ik had vroeger een schoolmeester die veel over Indië vertelde. Dan zeiden we: “Die meester kan mooi vertellen, maar we komen daar toch nooit.” Maar we kwamen er wel! Binnenkort hebben we nog weer een reünie van 4-2 RI in Bronbeek. Er komen nog zo’n twintig mannen. De meesten zijn dood of kunnen niet meer. We hebben al eens tegen elkaar gezegd dat we voor het laatst samenkwamen, maar het jaar erop kregen we bericht van een zoon en dochter van een oud-Indiëganger, die het weer hadden opgepakt. Zij organiseren het nu. Dat is mooi hè.
Er zijn een hoop jongens die altijd hebben gezegd: “We zijn in Indië geweest voor het grootkapitaal.” Zo heb ik het ook wel ervaren. Maar als je bekijkt wat voor vorderingen er gemaakt zijn in de tijd dat wij daar zaten! Ik vind het nog altijd jammer dat er 38 jongens van ons zijn gesneuveld, maar ze zijn niet voor niets gestorven. Er is toch een heleboel rechtgezet. Toen wij er kwamen, was het een grote bende. Kinderen liepen zonder kleren rond. De mensen zaten onder de zweren. Hoeveel Chinezen wij wel niet van de dood gered hebben! De Chinezen daar waren hetzelfde als bij ons de Joden. Het was ook een handelsvolk. Daar moesten ze niets van hebben, die moesten altijd lijden. Er zijn verschillende dorpen door onze jongens bevrijd. De Chinezen hadden ze de bossen ingejaagd en de blikken met benzine stonden klaar om de zaak in de fik te steken. Die kant van het verhaal moet je ook bekijken!
Met onze kinderen heb ik nooit veel over Indië gepraat. Alleen één dochter zit er nog wel vol van. Als er wat over Indië op televisie is, belt zij mij dadelijk op. Eén van mijn kleinkinderen vroeg mij een keer: “Opa, mag ik je wat over Indië vragen?” Ik zei: “Vraag maar, jongen.” Hij zegt: “Opa, hebt u mensen doodgeschoten?” “Jongen, gelukkig kan ik zeggen dat ik bij mijn weten niemand heb doodgeschoten. Maar als je bij nacht schiet, kan je er ook wel tien hebben doodgeschoten. Ik heb gelukkig niet meegemaakt dat je iemand tegenkwam en het een kwestie was van jij of ik. Dat is niet zo leuk, want het is wel een medemens.” Sommige jongens die dat hebben meegemaakt, zijn er lang mee blijven zitten. In feite is zo’n oorlog pure waanzin, want je schiet op mensen die je nog nooit gezien hebt. Ze zeggen wel: “Je vecht voor het vaderland.” Maar als het erop aankomt, vecht je voor je eigen behoud.’