Watersnoodramp 1825, Overijssel en Slavernij, Naoberschap in Overijssel
Locatie: Kampen
Erfgoed: archieven en historische verhalen
Vrijwilliger: Toos Lodder
Eigenlijk is Toos Lodder niet van hier, maar zoals ze zelf zegt: ‘van boven de rivieren’.
Na vele omzwervingen kwam ze uiteindelijk in Kampen terecht, waar ze sinds 15 jaar woont. Inmiddels zijn de kinderen de deur uit en sindsdien heeft ze een heerlijk ruime werkkamer tot haar beschikking. Dit is haar domein van waaruit ze haar werkzaamheden als erfgoedvrijwilliger verricht. Zo droeg Toos bij aan historisch onderzoek naar het Overijsselse slavernijverleden, de Watersnoodramp van 1825 en Noaberschap in Overijssel.

Interesse in archiefonderzoek
Op het moment dat we Toos spreken is ze druk met historisch onderzoek voor het project Watersnoodramp 1825. We zijn erg benieuwd hoe een landschapsarchitect als erfgoedvrijwilliger bij een dergelijk onderzoeksproject terechtkomt?
“Ik heb eigenlijk altijd al belangstelling voor oude cultuurlandschappen. Ik studeerde Landschapsarchitectuur in Wageningen en voltooide vlak na mijn pensionering de master Landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Dit was een heel bewuste keuze.”
Tijdens haar studie landschapsarchitectuur sprak het deel over geschiedenis Toos erg aan. “Ik ben altijd al geïnteresseerd in archiefonderzoek en paleografie. Daarnaast ben ik nieuwsgierig naar wat er allemaal in oude bronnen en teksten te vinden is.”
Geen doorsnee vrijwilligerswerk
Nadat Toos gestopt was met werken, ging ze op zoek naar vrijwilligerswerk. Ze was niet zozeer geïnteresseerd in het meest gangbare vrijwilligers werk, dus waar je letterlijk de handen voor uit de mouwen steekt. “Ik ben specifiek op zoek gegaan naar vrijwilligerswerk waar veen intellectuele uitdaging in lag,” zo vertelt Toos. “Dat was niet makkelijk te vinden. Ik heb veel websites afgezocht en zowel Landschap Overijssel als de Overijsselacademie benaderd.”

En met succes. Inmiddels verricht Toos regelmatig voor deze twee organisaties verschillende werkzaamheden. “Zo was ik betrokken bij de totstandkoming van het boek Overijssel & slavernij van de Overijsselacademie. Ik had in de nieuwsbrief over dit onderzoek gelezen en was meteen getriggerd. Hier verderop staat een mooi huis met op de gevel een mozaïek met een afbeelding van tot slaaf gemaakten op een tabaksplantage. Dat is maar vijftig huizen bij mij vandaan, hoe dichtbij wil je een onderwerp hebben?”
“Ik ben specifiek op zoek gegaan naar vrijwilligerswerk waar een intellectuele uitdaging in lag”


Rondspeuren in oude archieven
Historicus Martin van de Linde, projectleider van het onderzoek Overijssel en Slavernij was erg blij met het enthousiasme van Toos. Toos vertelt: “Ik heb me beziggehouden met het verhaal rondom Dientje, een tot slaaf gemaakt meisje dat door haar eigenaren mee naar Kampen was genomen. Hier was een klein beetje onderzoek naar gedaan, meer niet.”
Ze legt uit : ”Archiefwerk kost namelijk heel veel tijd. Als vaste medewerker heb je geen tijd om lang in het archief rond te scharrelen, maar ik heb dat wel. Juist doordat je ongericht kan zoeken, zonder tijdsdruk, kom je verder. Je hoeft niet een heel afgebakende vraag te hebben, want omdat je meer tijd hebt, kan je rondspeuren om te kijken of je nog iets leuks tegenkomt. Als er voldoende materiaal boven tafel is gekomen, een verhaal is geschreven waarmee de opdracht af is, is het voor mij ook afgerond.”
Toos kent kent weinig anderen die net als zij vanuit een professionele achtergrond vrijwillig historisch onderzoek doen. “Er zijn veel plaatselijke historische verenigingen, maar daarbij zijn weinig beroepshistorici aangesloten. Historische verenigingen benaderen een onderwerp lokaal en bakenen het meer af tot de lokale gemeenschap en lokale beroemdheden. Organisaties als de Overijsselacademie plaatsen onderwerpen in een breder kader met meer context. Dat spreekt mij meer aan.”
“Juist doordat je ongericht kan zoeken en zonder tijdsdruk van het een op het ander kan stappen, kom je verder.”
Onderzoek naar de desastreuze Stormvloed van 1825
Na het slavernijonderzoek raakte Toos betrokken bij het burgeronderzoeksproject naar de Watersnood van 1825, die in februari 2025 precies 200 jaar geleden plaatsvond : “Ik had al een keer een oproep voor vrijwilligers in de plaatselijke krant gezien. Dat was vanuit Eva Kaptijn van het Oversticht, ook betrokken bij het onderzoek rondom de watersnood. Ondertussen was dit ook al in een gesprek tussen mij en Martin van de Overijsselacademie naar voren gekomen.”
Ze vervolgt: ”Tijdens zijn onderzoek was hij gestuit op twee dikke dossiers met ieder 130 scans rondom de uitbraak van malaria na de watersnoodramp. Het ontbrak hem de tijd hier verder in te duiken. Ik heb dat toen gedaan. Vanuit de dossiers ben ik verder gaan speuren en via sites als Delpher vond ik steeds meer informatie over dit onderwerp. Het blijft ontzettend leuk als je op zo’n manier vanuit een dossier steeds meer kan uitbouwen.”
Het deelonderzoek van Toos naar de Malaria uitbraak is inmiddels samen met de verhalen van andere vrijwilligers terug te vinden op een Overzichtskaart met verhalen , via de themapagina Onderzoek naar de Stormvloed van 1825.

Wat maakt een opdracht interessant?
Toos: “Ik ben een beetje een alleseter, dus ik vind veel interessant. Soms omdat iets een maatschappelijk relevant thema is, zoals in het geval van Overijssel & slavernij.”
Toos dook voor een ander historisch onderzoeksproject over Noaberschap in Overijssel in bronnen van het drostambt Twente. Via de gerechtelijke verslagen kreeg ze inzicht in hoe noaberschap en omgang met buren in het verleden in zijn werk ging.

Toos: “Wat ik hier zo boeiend aan vond, is dat het een politiek getint onderwerp is en gerelateerd aan het nu. Met dit thema kan je heel snel in een soort verheerlijking terechtkomen, terwijl de vraag is of dat terecht is. Om dat te kunnen plaatsen, zonder je voor het karretje te laten spannen van opvattingen als ‘Noaberschap is onze nieuwe samenleving’, is uitdagend. Ook hierbij geldt dat het belangrijk is om meerdere kanten van het verhaal te belichten.”
Toos vindt het fijn als haar inzet als vrijwillig onderzoekster in een bredere context plaatsvindt. Daarom haakt ze graag aan bij projecten van grotere erfgoedorganisaties: ”Ik zou ook in mijn eentje een boek kunnen schrijven, maar dan moet je een goed thema hebben. Een thema dat lang genoeg boeit. En je moet een lange adem hebben. (..) Ik vind het fijn dat wat ik doe, ergens in een breder kader past. Dat het aansluit bij waar ook andere mensen mee bezig zijn. En dat het zo een plekje krijgt.”
Hoe pak je het aan?
Je moet als vrijwilliger zoals Toos dat is, behoorlijk zelfredzaam zijn. Ze heeft een eigen werkwijze ontwikkeld en die bevalt haar goed. “Ik begin een paar uurtjes per week met grasduinen en bewaar wat ik tegenkom in verschillende mapjes. Zo vorm ik langzaam mijn gedachten en als ik de mindmap compleet heb, begin ik met schrijven.”
Toos besteedt het liefs zo’n drie dagen per week onderzoek, een paar weken achtereen om meters te maken. “Ik bezoek tijdens die beginperiode weleens een archief, maar heel veel kan ook digitaal. En wat heel mooi is: in Overijssel kan je via je eigen bibliotheek heel veel wetenschappelijke boeken opvragen. Je staat ervan te kijken wat zoal. Ik heb wel originele publicaties uit 1826 gewoon thuis gehad. Ik snapte niet dat ze die zomaar meegaven.”
Wat wil Toos zelf nog onderzoeken?
“Dat is een familieverhaal. Mijn grootvader was burgemeester in het noorden van het land. Hij werd in ‘42 ontslagen, opgepakt en in gijzeling gezet in St. Michielsgestel. Na driekwart jaar kwam hij vrij, maar hij mocht niet terug naar een van de drie Noordelijke provincies. Tot het einde van de oorlog verbleef hij bij familie in de Randstad en kwam een omvangrijke briefwisseling met de rest van de familie op gang. Lang heb ik gedacht: zal ik daar wat meedoen? Maar het handschrift is bijna onleesbaar, het is zwoegen om daar doorheen te komen.”
“Bovendien vond ik in het Groninger archief zaken over zijn na-oorlogse periode, toen hij terugkeerde als burgemeester, die niet altijd even positief waren. Volgens sommigen had hij toen soms iets te goed voor zichzelf gezorgd. Dat kan op zichzelf interessant zijn: hoe komt het dat iemand die in de oorlog in ieder geval zodanig moreel juiste keuzes maakte dat dat tot een ontslag leidde, in de periode daarna soms toch wat te inhalig was. Maar ik twijfel of er in het totaal wel genoeg ‘verhaal’ in zit.”
Tips voor andere onderzoekers
Voordat we het gesprek beëindigen, heeft Toos nog een tip voor anderen die net als haar vrijwillig onderzoek willen doen:
“Ik heb een cursus Essay schrijven bij de Schrijversvakschool in Amsterdam afgerond en heb daar ontzettend veel van opgestoken. Eigenlijk wilde ik in eerste instantie een cursus Schrijven van verhalende non-fictie volgen – mijn grote voorbeeld is Jan Brokken – maar het werd essay schrijven. En daar heb ik geen moment spijt van.”
Toos moet iedere week een opdracht inleveren en ontvangt van medecursisten op alineaniveau feedback. “Daar leer je ontzettend veel van. Maar misschien is wel het mooiste leerpunt wat mijn docent benadrukt: je moet altijd nieuwsgierig blijven. Zodra je denkt dat je het weet, moet je juist afvragen hoe het zit. Het sluit mooi aan bij de werkzaamheden die ik als erfgoedvrijwilliger doe. Bij ieder historisch onderzoek en iedere ontdekking die ik doe, vraag ik me zelf af: is dit wel zo?”
“Bij ieder historisch onderzoek en iedere ontdekking die ik doe, vraag ik me zelf af: is dit wel zo?”
Meer weten over het Watersnoodproject?
Dit verhaal kwam tot stand in het kader van het project ‘Erfgoedvrijwilligers inspireren elkaar’ van Erfgoedplatform Overijssel. Binnen dit project leggen we de verhalen van Overijsselse erfgoedvrijwilligers en hun erfgoed vast. Niet alleen zetten we zo de vrijwilligers in het zonnetje en waarderen daarmee hun inzet. Maar hun verhalen en ervaringen kunnen ook anderen inspireren en motiveren. Dit project is mede mogelijk gemaakt met steun van het Cultuurfonds.