Jan Willem Buitenweg: ‘We moesten naar Indonesië om de rust te herstellen, maar we wisten er weinig van. In Indië werden we er natuurlijk wel meer van gewaar. Soekarno wilde baas zijn. Ze wilden vrijheid. Door Wilhelmina was ze al vrijheid beloofd. Holland wilde Indië houden, maar toch hadden ze er al een beetje afstand van gedaan in mijn ogen. Bij iedere compagnie waren ook oudere mensen van de KNIL ingedeeld. De kampongbewoners bogen voor ons. Wij zeiden: “Je hoeft niet te buigen. Ga maar staan!” Die KNIL-mensen hadden dat erin gepompt. Dat waren niet zulke lekkere jongens hoor. Die vonden wel mooi dat ze bogen, hoor. Nou ik vond er niets aan.

Amerika was tegen de Hollanders. Zij zeiden: “Wegwezen daar!” Holland heeft dat niet gedaan. Misschien is het wel beter geweest. Kijk, als we er niet geweest waren, waren van de Nederlanders die er toen zaten er niet veel van overgebleven. Die waren allemaal vermoord. Daar ben ik heilig van overtuigd.

Het was een raar volkje [in Indonesië]. Ik heb nog een tijd op een rubberfabriek gelegen, waar mensen latex moesten aftappen van rubberbomen. Er was een man die de mensen daar uitbetaalde, zeg maar 75 roepiacent per dag. Dat was niks natuurlijk. Ik zeg: “Je moet die mensen meer betalen! Dit lijkt nergens op.” Hij zegt: “Als ik ze het dubbele geef, komen ze morgen niet terug. Dan blijven ze een dag thuis.” Dat is zo. Zo werkte dat daar vroeger.’

Ewout van der Horst

Zoek hieronder naar handige tips voor vrijwilligers